maagpijn
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From maag (“stomach”) + pijn (“pain”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file) - Hyphenation: maag‧pijn
Noun
[edit]maagpijn f (plural maagpijnen, diminutive maagpijntje n)
- stomachache
- Ik denk dat ik maagpijn krijg van dat pittige eten. ― I think I'm getting a stomachache from that spicy food.
- Heb je medicijnen voor maagpijn? ― Do you have medicine for stomachache?
- Ze kon niet slapen vanwege de maagpijn. ― She couldn't sleep because of the stomachache.