buikpijn
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Noun
[edit]buikpijn f (plural buikpijnen, diminutive buikpijntje n)
- bellyache, stomachache
- Ik heb buikpijn na het eten van te veel snoep. ― I have a bellyache after eating too much candy.
- Ze klaagt over buikpijn en kan niet naar school gaan. ― She's complaining of stomachache and can't go to school.
- Deze thee kan helpen bij buikpijn. ― This tea may help with stomachache.