Jump to content

konvooieren

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch convoyeren. This etymology is incomplete. You can help Wiktionary by elaborating on the origins of this term.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌkɔn.voːˈjeː.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: kon‧vooi‧e‧ren
  • Rhymes: -eːrən

Verb

[edit]

konvooieren

  1. to escort, to convoy

Conjugation

[edit]
Conjugation of konvooieren (weak)
infinitive konvooieren
past singular konvooieerde
past participle gekonvooieerd
infinitive konvooieren
gerund konvooieren n
present tense past tense
1st person singular konvooieer konvooieerde
2nd person sing. (jij) konvooieert, konvooieer2 konvooieerde
2nd person sing. (u) konvooieert konvooieerde
2nd person sing. (gij) konvooieert konvooieerde
3rd person singular konvooieert konvooieerde
plural konvooieren konvooieerden
subjunctive sing.1 konvooiere konvooieerde
subjunctive plur.1 konvooieren konvooieerden
imperative sing. konvooieer
imperative plur.1 konvooieert
participles konvooierend gekonvooieerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.