herkennen

Dutch

Etymology

From her- +‎ kennen.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌɦɛrˈkɛ.nə(n)/

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -ɛnən

Verb

herkennen

1. to recognize

Conjugation

Conjugation of herkennen (weak, prefixed)
infinitive	herkennen
past singular	herkende
past participle	herkend
infinitive	herkennen
gerund	herkennen n
	present tense	past tense
1st person singular	herken	herkende
2nd person sing. (jij)	herkent, herken2	herkende
2nd person sing. (u)	herkent	herkende
2nd person sing. (gij)	herkent	herkende
3rd person singular	herkent	herkende
plural	herkennen	herkenden
subjunctive sing.1	herkenne	herkende
subjunctive plur.1	herkennen	herkenden
imperative sing.	herken
imperative plur.1	herkent
participles	herkennend	herkend
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

• herkenbaar
  • onherkenbaar

Descendants

• Afrikaans: herken