grijzig

Dutch

Etymology

From grijs (“grey”) +‎ -ig (“-y, -ish”).

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈɣrɛi̯.zəx/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: grij‧zig
• Rhymes: -ɛi̯zəx

Adjective

grijzig (comparative grijziger, superlative grijzigst)

1. greyish, of a colour or shade which resembles or hinges on grey and/or contains some grey

Declension

Declension of grijzig
uninflected	grijzig
inflected	grijzige
comparative	grijziger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		grijzig	grijziger	het grijzigst het grijzigste
indefinite	m./f. sing.	grijzige	grijzigere	grijzigste
	n. sing.	grijzig	grijziger	grijzigste
	plural	grijzige	grijzigere	grijzigste
definite		grijzige	grijzigere	grijzigste
partitive		grijzigs	grijzigers	—

Synonyms

• (resembling grey): grijsachtig

Related terms

• grijsaard
• grijzend
• vergrijzen
• blauwig
• bruinig
• gelig
• groenig
• rodig
• wittig