Jump to content

gewonnen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɣəˈʋɔnə(n)/
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

gewonnen

  1. past participle of winnen

Declension

[edit]
Declension of gewonnen
uninflected gewonnen
inflected gewonnen
positive
predicative/adverbial gewonnen
indefinite m./f. sing. gewonnen
n. sing. gewonnen
plural gewonnen
definite gewonnen
partitive gewonnens

German

[edit]

Pronunciation

[edit]

Participle

[edit]

gewonnen

  1. past participle of gewinnen

Adjective

[edit]

gewonnen (strong nominative masculine singular gewonnener, not comparable)

  1. gained, won
  2. obtained, acquired
  3. recovered

Declension

[edit]

Further reading

[edit]

Middle Dutch

[edit]

Participle

[edit]

gewonnen

  1. past participle of winnen
  2. past participle of gewinnen