gekscheren

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From gek (a crazy person) +‎ scheren (to mock).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɣɛksxeːrə(n)/
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

gekscheren

  1. (intransitive) to jest, poke fun
  2. (intransitive) to make fun, do something silly

Conjugation

[edit]
Conjugation of gekscheren (weak)
infinitive gekscheren
past singular gekscheerde
past participle gegekscheerd
infinitive gekscheren
gerund gekscheren n
present tense past tense
1st person singular gekscheer gekscheerde
2nd person sing. (jij) gekscheert, gekscheer2 gekscheerde
2nd person sing. (u) gekscheert gekscheerde
2nd person sing. (gij) gekscheert gekscheerde
3rd person singular gekscheert gekscheerde
plural gekscheren gekscheerden
subjunctive sing.1 gekschere gekscheerde
subjunctive plur.1 gekscheren gekscheerden
imperative sing. gekscheer
imperative plur.1 gekscheert
participles gekscherend gegekscheerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: gekskeer