Jump to content

gebouwd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -ɑu̯t

Participle

[edit]

gebouwd

  1. past participle of bouwen

Declension

[edit]
Declension of gebouwd
uninflected gebouwd
inflected gebouwde
positive
predicative/adverbial gebouwd
indefinite m./f. sing. gebouwde
n. sing. gebouwd
plural gebouwde
definite gebouwde
partitive gebouwds