Jump to content

geïsoleerd

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

geïsoleerd

  1. past participle of isoleren

Declension

[edit]
Declension of geïsoleerd
uninflected geïsoleerd
inflected geïsoleerde
positive
predicative/adverbial geïsoleerd
indefinite m./f. sing. geïsoleerde
n. sing. geïsoleerd
plural geïsoleerde
definite geïsoleerde
partitive geïsoleerds