doorweekt

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From doorweken.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /doːrˈʋeːkt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: door‧weekt
  • Rhymes: -eːkt

Adjective

[edit]

doorweekt (comparative doorweekter, superlative doorweektst)

  1. soaked, drenched

Declension

[edit]
Declension of doorweekt
uninflected doorweekt
inflected doorweekte
comparative doorweekter
positive comparative superlative
predicative/adverbial doorweekt doorweekter het doorweektst
het doorweektste
indefinite m./f. sing. doorweekte doorweektere doorweektste
n. sing. doorweekt doorweekter doorweektste
plural doorweekte doorweektere doorweektste
definite doorweekte doorweektere doorweektste
partitive doorweekts doorweekters