Jump to content

doorverbinden

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Compound of door +‎ verbinden.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈdoːrvərˌbɪndə(n)/, /ˈdoːrvɛrˌbɪndə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: door‧ver‧bin‧den

Verb

[edit]

doorverbinden

  1. to put through (to connect a telephone caller with intended callee)

Conjugation

[edit]
Conjugation of doorverbinden (strong class 3a, prefixed, separable)
infinitive doorverbinden
past singular verbond door
past participle doorverbonden
infinitive doorverbinden
gerund doorverbinden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular verbind door verbond door doorverbind doorverbond
2nd person sing. (jij) verbindt door, verbind door2 verbond door doorverbindt doorverbond
2nd person sing. (u) verbindt door verbond door doorverbindt doorverbond
2nd person sing. (gij) verbindt door verbondt door doorverbindt doorverbondt
3rd person singular verbindt door verbond door doorverbindt doorverbond
plural verbinden door verbonden door doorverbinden doorverbonden
subjunctive sing.1 verbinde door verbonde door doorverbinde doorverbonde
subjunctive plur.1 verbinden door verbonden door doorverbinden doorverbonden
imperative sing. verbind door
imperative plur.1 verbindt door
participles doorverbindend doorverbonden
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]