bijzaak
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From bij + zaak, likely a calque of German Beisache.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]bijzaak f (plural bijzaken, diminutive bijzaakje n)
- a matter of secondary or minor importance [from mid or late 18th c.]
- Hij kan hoofd- en bijzaken niet onderscheiden.
- He cannot tell what is important and what is not.
- Dat is nu slechts bijzaak.
- That is of minor importance right now.
- Hij kan hoofd- en bijzaken niet onderscheiden.