bijvoeglijk

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From bijvoegen +‎ -lijk.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /bɛi̯ˈvux.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bij‧voeg‧lijk

Adjective

[edit]

bijvoeglijk (comparative bijvoeglijker, superlative bijvoeglijkst)

  1. adjective [from 16th c.]

Declension

[edit]
Declension of bijvoeglijk
uninflected bijvoeglijk
inflected bijvoeglijke
comparative bijvoeglijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial bijvoeglijk bijvoeglijker het bijvoeglijkst
het bijvoeglijkste
indefinite m./f. sing. bijvoeglijke bijvoeglijkere bijvoeglijkste
n. sing. bijvoeglijk bijvoeglijker bijvoeglijkste
plural bijvoeglijke bijvoeglijkere bijvoeglijkste
definite bijvoeglijke bijvoeglijkere bijvoeglijkste
partitive bijvoeglijks bijvoeglijkers

Derived terms

[edit]