aantoonbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From aantonen +‎ -baar.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧toon‧baar

Adverb

[edit]

aantoonbaar

  1. demonstrably
    aantoonbaar onjuistdemonstrably false

Adjective

[edit]

aantoonbaar (comparative aantoonbaarder, superlative aantoonbaarst)

  1. demonstrable

Declension

[edit]
Declension of aantoonbaar
uninflected aantoonbaar
inflected aantoonbare
comparative aantoonbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial aantoonbaar aantoonbaarder het aantoonbaarst
het aantoonbaarste
indefinite m./f. sing. aantoonbare aantoonbaardere aantoonbaarste
n. sing. aantoonbaar aantoonbaarder aantoonbaarste
plural aantoonbare aantoonbaardere aantoonbaarste
definite aantoonbare aantoonbaardere aantoonbaarste
partitive aantoonbaars aantoonbaarders

Derived terms

[edit]
[edit]