Blauwesluis
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]First attested as de slusa in 1294-1295. Compound of blauw (“blue”) (derived from the hydronym Blauwe Wetering) and sluis (“lock, sluice”). Compare Blauwe Sluis, Rode Sluis, Zwartsluis and Zwartsluisje.
Pronunciation
[edit]- IPA(key): /ˌblɑu̯.əˈslœy̯s/
- Hyphenation: Blau‧we‧sluis
- Homophone: Blauwe Sluis
Proper noun
[edit]Blauwesluis n
References
[edit]- van Berkel, Gerard, Samplonius, Kees (2018) Nederlandse plaatsnamen verklaard (in Dutch), Mijnbestseller.nl, →ISBN