zwijntjesjager

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From zwijntje (bicycle; swine, pig) +‎ -s- +‎ jager (hunter).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈzʋɛi̯n.tjəsˌjaː.ɣər/, [ˈzʋɛi̯n.cəsˌja(ː).ɣər], [ˈsʋɛi̯n.cəsˌja(ː).xər]
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zwijn‧tjes‧ja‧ger

Noun

[edit]

zwijntjesjager m (plural zwijntjesjagers, diminutive zwijntjesjagertje n)

  1. (Bargoens, Amsterdam) a bicycle thief
    • 1957 December, “Scheiden tut Weh”, in De Kampioen, volume 72, issue 12, 371:
      U begrijpt het al: de fiets viel tóch in handen van een zwijntjesjager.
      As you have guessed: the bicycle did fall into the hands of a bicycle thief anyway.

Synonyms

[edit]