zitbeen
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of zitten (“to sit”) + been (“bone”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]zitbeen n (plural zitbeenderen, diminutive zitbeentje n)
- ischium
- Het zitbeen is een van de drie botten die samen het bekken vormen.
- The ischium is one of the three bones that together form the pelvis.