Jump to content

ziekelijk

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch siekelijc, equivalent to ziek +‎ -e- +‎ -lijk. Compare Middle High German siechlich, English sickly, Swedish sjuklig.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈzi.kə.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zie‧ke‧lijk

Adjective

[edit]

ziekelijk (comparative ziekelijker, superlative ziekelijkst)

  1. morbid, pathological
    Synonyms: morbide, pathologisch

Declension

[edit]
Declension of ziekelijk
uninflected ziekelijk
inflected ziekelijke
comparative ziekelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial ziekelijk ziekelijker het ziekelijkst
het ziekelijkste
indefinite m./f. sing. ziekelijke ziekelijkere ziekelijkste
n. sing. ziekelijk ziekelijker ziekelijkste
plural ziekelijke ziekelijkere ziekelijkste
definite ziekelijke ziekelijkere ziekelijkste
partitive ziekelijks ziekelijkers

Descendants

[edit]
  • Negerhollands: sieklik
  • Petjo: ziekl'k