From Wiktionary, the free dictionary
Literally, “to not have all in a row”.
- IPA(key): /zə ˈnit ˌɑ.ləˈmaːl ɔp ən ˈrɛi̯.tjə ˈɦɛ.bə(n)/
ze niet allemaal op een rijtje hebben
- (intransitive) to have a screw loose, to be one brick short of a full load
Conjugation of
ze niet allemaal op een rijtje hebben: see
hebben.