wraakzuchtig

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From wraakzucht (vengefulness) +‎ -ig (-y).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌvraːkˈzʏx.təx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: wraak‧zuch‧tig

Adjective

[edit]

wraakzuchtig (comparative wraakzuchtiger, superlative wraakzuchtigst)

  1. vengeful, eager for revenge, vindictive
    Synonym: wraaklustig

Declension

[edit]
Declension of wraakzuchtig
uninflected wraakzuchtig
inflected wraakzuchtige
comparative wraakzuchtiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial wraakzuchtig wraakzuchtiger het wraakzuchtigst
het wraakzuchtigste
indefinite m./f. sing. wraakzuchtige wraakzuchtigere wraakzuchtigste
n. sing. wraakzuchtig wraakzuchtiger wraakzuchtigste
plural wraakzuchtige wraakzuchtigere wraakzuchtigste
definite wraakzuchtige wraakzuchtigere wraakzuchtigste
partitive wraakzuchtigs wraakzuchtigers
[edit]