wijnglas
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Noun
[edit]wijnglas n (plural wijnglazen, diminutive wijnglaasje n)
- wine glass
- Ze schonk de rode wijn in het grote wijnglas.
- She poured the red wine into the large wine glass.
- Hij hief zijn wijnglas en bracht een toost uit op het bruidspaar.
- He raised his wine glass and proposed a toast to the newlyweds.
- De ober bracht nieuwe wijnglazen voor de gasten die wijn wilden drinken.
- The waiter brought new wine glasses for the guests who wanted to drink wine.