welbespraakt

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Compound of wel +‎ bespraakt.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌʋɛl.bəˈspraːkt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: wel‧be‧spraakt
  • Rhymes: -aːkt

Adjective

[edit]

welbespraakt (comparative welbespraakter, superlative welbespraaktst)

  1. well-spoken, eloquent

Declension

[edit]
Declension of welbespraakt
uninflected welbespraakt
inflected welbespraakte
comparative welbespraakter
positive comparative superlative
predicative/adverbial welbespraakt welbespraakter het welbespraaktst
het welbespraaktste
indefinite m./f. sing. welbespraakte welbespraaktere welbespraaktste
n. sing. welbespraakt welbespraakter welbespraaktste
plural welbespraakte welbespraaktere welbespraaktste
definite welbespraakte welbespraaktere welbespraaktste
partitive welbespraakts welbespraakters

Synonyms

[edit]

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: welbespraakt