uitverkoop
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Deverbal from uitverkopen. Equivalent to uit- + verkoop. Compare German Ausverkauf.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]uitverkoop m (plural uitverkopen, diminutive uitverkoopje n)
- sale (a period of reduced prices)
- Tijdens de zomer houden veel winkels een uitverkoop met kortingen op kleding en schoenen.
- During the summer, many stores have a sale with discounts on clothing and shoes.
- De uitverkoop begint morgen en duurt twee weken.
- The sale starts tomorrow and lasts for two weeks.
- De winkeliers verwachten een grote drukte tijdens de jaarlijkse uitverkoop.
- The shopkeepers expect a large crowd during the annual sale.
- De avocado's waren in de uitverkoop, dus ik heb een paar kilo gekocht om guacamole van te maken.
- The avocados were on sale, so I bought a few kilos to make guacamole with.
Synonyms
[edit]- solden (Belgium)
Verb
[edit]uitverkoop