uittocht
Jump to navigation
Jump to search
See also: Uittocht
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of uit + tocht, after uittijgen.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]uittocht m (plural uittochten, diminutive uittochtje n)
- exodus [from 16th c.]
Related terms
[edit]Descendants
[edit]- Afrikaans: uittog