uitkijk
Appearance
Dutch
[edit]Pronunciation
[edit]Etymology 1
[edit]From uitkijken.
Noun
[edit]uitkijk m (plural uitkijken, diminutive uitkijkje n)
- lookout (place from where one watches)
- Synonym: uitkijkpost
- De piraat ging naar de uitkijk om schepen in de verte te zoeken. ― The pirate went to the lookout to search for ships in the distance.
- Vanuit deze uitkijk kun je de hele stad zien. ― From this lookout, you can see the entire city.
- Het uitkijkje op de berg biedt een adembenemend uitzicht. ― The small lookout on the mountain offers a breathtaking view.
- watch, lookout (act or duty of watching, being on the lookout)
- Het is jouw beurt voor de uitkijk vannacht. ― It's your turn for watch duty tonight.
- Tijdens de oorlog was de uitkijk essentieel. ― During the war, lookout was essential.
- De kapitein zorgde ervoor dat er altijd iemand op uitkijk was. ― The captain made sure there was always someone on lookout.
- watch (one who keeps watch)
- De uitkijk waarschuwde ons voor naderend gevaar. ― The watch warned us of approaching danger.
- Elke nacht was er een andere uitkijk aan boord. ― Every night there was a different watch on board.
- De uitkijk zag de vijandige schepen eerst. ― The lookout was the first to see the hostile ships.
Etymology 2
[edit]See the etymology of the corresponding lemma form.
Verb
[edit]uitkijk