Jump to content

uitblinkend

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

uitblinkend

  1. present participle of uitblinken

Declension

[edit]
Declension of uitblinkend
uninflected uitblinkend
inflected uitblinkende
positive
predicative/adverbial uitblinkend
uitblinkende
indefinite m./f. sing. uitblinkende
n. sing. uitblinkend
plural uitblinkende
definite uitblinkende
partitive uitblinkends