trouwambtenaar
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From trouwen (“to marry”) + ambtenaar (“civil servant”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file)
Noun
[edit]trouwambtenaar m (plural trouwambtenaren, diminutive trouwambtenaartje n)
From trouwen (“to marry”) + ambtenaar (“civil servant”).
Audio: | (file) |
trouwambtenaar m (plural trouwambtenaren, diminutive trouwambtenaartje n)