tijdloos

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From tijd (time) +‎ -loos (-less).

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

tijdloos (comparative tijdlozer, superlative meest tijdloos or tijdloost)

  1. timeless

Declension

[edit]
Declension of tijdloos
uninflected tijdloos
inflected tijdloze
comparative tijdlozer
positive comparative superlative
predicative/adverbial tijdloos tijdlozer het tijdloost
het tijdlooste
indefinite m./f. sing. tijdloze tijdlozere tijdlooste
n. sing. tijdloos tijdlozer tijdlooste
plural tijdloze tijdlozere tijdlooste
definite tijdloze tijdlozere tijdlooste
partitive tijdloos tijdlozers

Derived terms

[edit]