Jump to content

tale Kanaäns

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Literally, language of Canaan.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˌtaː.lə ˈkaː.naː.ɑns/

Proper noun

[edit]

tale Kanaäns f

  1. a religious register of Dutch used by ultra-orthodox pietist (bevindelijke) Reformed Protestants, characterised by archaisms, often inspired by the Statenvertaling, frequent and marked use of diminutives, and baroque metaphors and similes
    • 1859, Hendrikus van Berkum, Schortinghuis en de vijf nieten, page 13:
      In dit werk vindt men het stelsel der mystieken duidelijk voorgesteld, in de eigenaardige, oud testamentlijke, Lampeaansche tale Kanaans.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 1877, Johannes Jacobus van Oosterzee, Practische theologie. Een handboek voor jeugdige godgeleerden, page 189:
      De lichtzijde dezer methode lag ongetwijfeld in haren grooten practischen ernst, haar schaduwzijde bestond o. a. in het eindeloos splitsen en weder splitsen der toehoorders, met het oog op hunne verschillende geestelijke behoeften en toestanden, en in het aankweeken van zeker eigenaardig spraakgebruik, doorgaans als „tale Kanaäns” aangeduid, niet zelden ten koste van waarheid en duidelijkheid.
      The bright side of this method undoubtedly consisted of its great practical seriousness, while its dark side included the endless splitting and re-splitting of the audience, with a view to their different spiritual needs and situations, and the cultivation of a certain peculiar speech pattern, usually referred to as "the language of Canaan", often at the cost of veracity and clarity.
  2. (dated) the language of Canaan; Hebrew or another Canaanite language