suïcidaliteit

Dutch

Etymology

Equivalent to suïcidaal +‎ -iteit.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌsy.i.siˌdaːliˈtɛi̯t/
• Hyphenation: su‧i‧ci‧da‧li‧teit
• Rhymes: -ɛi̯t

Noun

suïcidaliteit f (uncountable)

1. suicidality
   • 2024 May 25, “Bejegening suïcidale patiënt op spoedeisende hulp 'vaak tenenkrommend'”, in nos‎^[1], archived from the original on 2024-05-25:

     "We bieden mensen vooral een extra vangnet. We praten openlijk over suïcidaliteit. Dat is voor veel mensen al heel prettig. Maar het kan ook gaan over schulden of huisvesting."

     "In the first place we offer people a safety net. We speak about suicidality openly. People find that comforting. But we could also talk about debt or housing."