Jump to content

stuurs

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

From stuur (fierce, hostile) +‎ -s (adjectival suffix).

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /styːrs/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: stuurs
  • Rhymes: -yːrs

Adjective

[edit]

stuurs (comparative stuurser, superlative meest stuurs or stuurst)

  1. curmudgeonly, moody, dour, cranky

Declension

[edit]
Declension of stuurs
uninflected stuurs
inflected stuurse
comparative stuurser
positive comparative superlative
predicative/adverbial stuurs stuurser het stuurst
het stuurste
indefinite m./f. sing. stuurse stuursere stuurste
n. sing. stuurs stuurser stuurste
plural stuurse stuursere stuurste
definite stuurse stuursere stuurste
partitive stuurs stuursers

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Papiamentu: stiersch (dated)