Jump to content

strijkend

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

strijkend

  1. present participle of strijken

Declension

[edit]
Declension of strijkend
uninflected strijkend
inflected strijkende
positive
predicative/adverbial strijkend
strijkende
indefinite m./f. sing. strijkende
n. sing. strijkend
plural strijkende
definite strijkende
partitive strijkends