sprakeloos

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Afrikaans

[edit]

Etymology

[edit]

Inherited from Dutch sprakeloos, equivalent to spraak (speech) +‎ -e- +‎ -loos (less).

Adjective

[edit]

sprakeloos (attributive sprakelose, not comparable)

  1. Synonym of spraakloos (speechless)

Derived terms

[edit]

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From spraak (speech) +‎ -e- +‎ -loos (-less).

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: spra‧ke‧loos

Adjective

[edit]

sprakeloos (comparative sprakelozer, superlative meest sprakeloos or sprakeloost)

  1. speechless, at a loss for words

Declension

[edit]
Declension of sprakeloos
uninflected sprakeloos
inflected sprakeloze
comparative sprakelozer
positive comparative superlative
predicative/adverbial sprakeloos sprakelozer het sprakeloost
het sprakelooste
indefinite m./f. sing. sprakeloze sprakelozere sprakelooste
n. sing. sprakeloos sprakelozer sprakelooste
plural sprakeloze sprakelozere sprakelooste
definite sprakeloze sprakelozere sprakelooste
partitive sprakeloos sprakelozers