spookrijder
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From spook (“ghost”) + rijder (“driver”). Compare German Geisterfahrer and Swedish spökförare.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]spookrijder m (plural spookrijders, diminutive spookrijdertje n)
- wrong-way driver, ghost driver; a person who drives on the wrong side of the road, into oncoming traffic [from late 1970s]
- 1978 December 30, Harry Muller, “Spookrijders moeten vergissing vaak met de dood bekopen”, in De Telegraaf, page 20:
- Ook hielden we een spookrijder aan, die het maar vreemd vond dat hij alleen maar de achterkant van de ANWB-borden zag.
- We also pulled a wrong-way driver over, who thought it was rather odd that he only ever saw the backside of the road signs.