reuzel

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]
Dutch Wikipedia has an article on:
Wikipedia nl

Etymology

[edit]

From Middle Dutch reusel, from Proto-Germanic *rusilą.

Cognate with Old Saxon rusal, Old English rysel, West Frisian riezel.

More distantly related to Danish ros, dialectal Norwegian Bokmål ros, rys.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈrøːzəl/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: reu‧zel
  • Rhymes: -øːzəl

Noun

[edit]

reuzel m (uncountable)

  1. lard (fat from the abdomen of a pig) [from mid-15th c.]
    Ik heb een paar broodjes met reuzel voor je gesmeerd.I've made you some lard sandwiches.
    • 1746, author unknown, De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid, Onderwyzende hoe men allerhande Spysen, Confituren en Nagerechten kan toebereiden:
      Neemt de Reusel en snyd die … tot dobbelsteentjes, en doet ze dan in een yzere pot en zo op het vuur gezet om te laten smelten...
      Take the Lard and cut it... into cubes, and then put them into a pre-heated iron pot to leave them to melt...
    • 1992, R. A. C. Koster, H. H. W. J. Sengers, Eerste rapportage marktonderzoek het Nationale Oliën Programma, Landbouw-Economisch Instituut, page 14:
      De dierlijke vetten zijn afkomstig van slachtrunderen (talk of tallow) en slachtvarkens (reuzel of lard).
      The animal fats come from meat cows (tallow) and from meat pigs (lard).

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Papiamentu: res, rees