Jump to content

opgewonden

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From opwinden.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈɔp.xəˌʋɔn.də(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: op‧ge‧won‧den

Adjective

[edit]

opgewonden (comparative opgewondener, superlative opgewondenst)

  1. excited
  2. agitated

Declension

[edit]
Declension of opgewonden
uninflected opgewonden
inflected opgewonden
comparative opgewondener
positive comparative superlative
predicative/adverbial opgewonden opgewondener het opgewondenst
het opgewondenste
indefinite m./f. sing. opgewonden opgewondener opgewondenste
n. sing. opgewonden opgewondener opgewondenste
plural opgewonden opgewondener opgewondenste
definite opgewonden opgewondener opgewondenste
partitive opgewondens opgewondeners

Derived terms

[edit]

Participle

[edit]

opgewonden

  1. past participle of opwinden

Declension

[edit]
Declension of opgewonden
uninflected opgewonden
inflected opgewonden
positive
predicative/adverbial opgewonden
indefinite m./f. sing. opgewonden
n. sing. opgewonden
plural opgewonden
definite opgewonden
partitive opgewondens