Jump to content

opgesloten

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

opgesloten

  1. past participle of opsluiten

Declension

[edit]
Declension of opgesloten
uninflected opgesloten
inflected opgesloten
positive
predicative/adverbial opgesloten
indefinite m./f. sing. opgesloten
n. sing. opgesloten
plural opgesloten
definite opgesloten
partitive opgeslotens