Jump to content

onzuiver

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From on- (un-) +‎ zuiver (pure).

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

onzuiver (comparative onzuiverder, superlative onzuiverst)

  1. impure, mixed
    Antonym: zuiver

Declension

[edit]
Declension of onzuiver
uninflected onzuiver
inflected onzuivere
comparative onzuiverder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onzuiver onzuiverder het onzuiverst
het onzuiverste
indefinite m./f. sing. onzuivere onzuiverdere onzuiverste
n. sing. onzuiver onzuiverder onzuiverste
plural onzuivere onzuiverdere onzuiverste
definite onzuivere onzuiverdere onzuiverste
partitive onzuivers onzuiverders