onzeker

Dutch

Etymology

From on- +‎ zeker.

Pronunciation

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -eːkər

Adjective

onzeker (comparative onzekerder, superlative onzekerst)

1. uncertain
2. insecure

Declension

Declension of onzeker
uninflected	onzeker
inflected	onzekere
comparative	onzekerder
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		onzeker	onzekerder	het onzekerst het onzekerste
indefinite	m./f. sing.	onzekere	onzekerdere	onzekerste
	n. sing.	onzeker	onzekerder	onzekerste
	plural	onzekere	onzekerdere	onzekerste
definite		onzekere	onzekerdere	onzekerste
partitive		onzekers	onzekerders	—

Synonyms

• onwis

Antonyms

• gewis
• zeker

Derived terms

• onzekerheid