ontstentenis

Dutch

ontstentenis f (uncountable)

(officialese) unavailability, nonexistence
Bij ontstentenis van mannelijke nakomelingen liet de grondwet de Kroon op een vrouwelijke nakomeling overgaan.
In the absence of any male descendants, the Constitution provided that the Crown would pass on to a female descendant.
(officialese, proscribed) absence
Bij ontstentenis van de voorzitter wordt het voorzitterschap waargenomen door de vicevoorzitter.
In the absence of the Chair, the Vice Chair shall act as Chair.

The distinction between the narrow and the extended sense, proscribed by some,^[1] is subtle.

^ P. H. Schröder (1980) Van Aalmoes tot Zwijntjesjager (in Dutch), Erven Thomas Rap, entry ontstentenis: “Het woord ontstentenis wordt alleen in ambtelijke taal gebruikt en dan nog vaak verkeerd. [...] Men bedoelt dan: bij afwezigheid of verhindering. Maar dit is de betekenis eigenlijk niet. [...] Ontstentenis is dus: het niet voorhanden zijn.” ― (translation) “The term ontstentenis is only used in official language and then often incorrectly. [...] One then means: in the event of absence or impediment. But this is not the actual meaning. [...] Ontstentenis is therefore: unavailability.”.