Jump to content

omgevend

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Participle

[edit]

omgevend

  1. present participle of omgeven

Declension

[edit]
Declension of omgevend
uninflected omgevend
inflected omgevende
positive
predicative/adverbial omgevend
omgevende
indefinite m./f. sing. omgevende
n. sing. omgevend
plural omgevende
definite omgevende
partitive omgevends