natuurstenen

Dutch

Etymology 1

Compound of natuur (“nature”) +‎ stenen (“(of) stone”).

Adjective

natuurstenen (not comparable)

1. consisting of natural stone

Declension

Declension of natuurstenen
uninflected	natuurstenen
inflected	natuurstenen
comparative	—
		positive
predicative/adverbial		—
indefinite	m./f. sing.	natuurstenen
	n. sing.	natuurstenen
	plural	natuurstenen
definite		natuurstenen
partitive		—

Coordinate terms

• bakstenen

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

natuurstenen

1. plural of natuursteen