Jump to content

nabuurlijk

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From nabuur +‎ -lijk.

Adjective

[edit]

nabuurlijk (not comparable)

  1. neighbourly

Declension

[edit]
Declension of nabuurlijk
uninflected nabuurlijk
inflected nabuurlijke
comparative
positive
predicative/adverbial nabuurlijk
indefinite m./f. sing. nabuurlijke
n. sing. nabuurlijk
plural nabuurlijke
definite nabuurlijke
partitive nabuurlijks