naamval

Afrikaans

Etymology

From Dutch naamval.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈnaːm.fɑl/
• Hyphenation: naam‧val

Noun

naamval (plural naamvalle)

1. (grammar) grammatical case

   Synonyms: kasus, casus

Derived terms

• naamvalsuitgang

 

Dutch

Etymology

From naam (“name, noun, nominal”) +‎ val (“case”), calque of Latin cāsus nōminis. The oldest terms were val and geval, translating Latin casus (“case”), but the grammatical meaning of those words is now obsolete. Naam in the sense “noun” is also obsolete now.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈnaːm.vɑl/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: naam‧val

Noun

naamval m (plural naamvallen, diminutive naamvalletje n)

1. (grammar) case

   Synonym: casus

Derived terms

• naamvalssysteem
• naamvalsuitgang
• naamvalsvorm

See also

Cases in the Indo-European languages:

• eerste naamval / nominatief / noemer
• tweede naamval / genitief / baarder, teler
• derde naamval / datief / gever
• vierde naamval / accusatief / aanklager
• vijfde naamval / vocatief / roeper
• zesde naamval / ablatief / nemer, wegnemer
• zevende naamval / locatief / plaatser
• achtste naamval / instrumentalis / veroorzaker