Jump to content

markoesa

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

From Sranan Tongo markusa, from Kari'na merekuya and/or Lokono murukuya.[1]

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /mɑrˈku.saː/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: mar‧koe‧sa

Noun

[edit]

markoesa m or f (plural markoesa's)

  1. (Suriname) passion fruit
    • 2022 October 23, Sharon Singh, “Twee landbouwers uitgeroepen tot duurzaamste MKB-landbouwer 2022 [Two farmers awarded most sustainable SME farmer 2022]”, in De Ware Tijd[1], retrieved 28 November 2022:
      Niten Seopersad van Fruitly eindigde als tweede en ontving een cheque van 250 euro. Zijn bedrijf doet aan fruitteelt en verwerkt onder meer citrussoorten, markoesa en kersen tot sap.
      Fruitly's Niten Seopersad was runner-up and received a cheque for 250 euros. His company grows fruit and processes citrus varieties, passion fruit, and cherries, among other fruits, into juice.

Derived terms

[edit]

References

[edit]
  1. ^ J. van Donselaar (2013) Nicoline van der Sijs, editor, Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876 [Dictionary of the Dutch Language in Suriname from 1667 to 1876], Amsterdam, The Hague: Meertens Instituut/Nederlandse Taalunie, →ISBN, page 177.

Sranan Tongo

[edit]

Noun

[edit]

markoesa

  1. Superseded spelling of markusa.