lichaamstaal
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From lichaam (“body”) + -s- + taal (“language”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]lichaamstaal f (plural lichaamstalen, diminutive lichaamstaaltje n)
From lichaam (“body”) + -s- + taal (“language”).
lichaamstaal f (plural lichaamstalen, diminutive lichaamstaaltje n)