kokosmelk
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]First used in 1875.[1]Compound of kokos (“coconut”) + melk (“milk”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]kokosmelk f (plural kokosmelken, diminutive kokosmelkje n)
- coconut milk
- 1875, Pieter Jan Veth, Java, geographisch, ethnologisch, historisch, page 636:
- Het eerste dezer offers heet ngébor-éborri, bestaat uit een brei van rijstmeel, kokosmelk en suiker, en heeft plaats in de tweede maand der dracht.
- The first of these offerings is called ngébor-éborri, consists of a porridge of rice flour, coconut milk, and sugar, and takes place in the second month of pregnancy.
References
[edit]- ^ Matthias de Vries, Lambert Allard te Winkel (1864) “kokos”, in Woordenboek der Nederlandsche Taal, published 2001