kampioenschap
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From kampioen + -schap. First attested in the 19th century.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]kampioenschap n (plural kampioenschappen, diminutive kampioenschapje n)
- championship (competition to determine the champion)
- Het nationale voetbalkampioenschap wordt elk jaar gehouden.
- The national football championship is held every year.
- Het zwemteam won het regionale kampioenschap met overtuiging.
- The swim team won the regional championship convincingly.
- championship (status or position as champion)
- Na het winnen van het toernooi kreeg hij het kampioenschap en de gouden medaille.
- After winning the tournament, he received the championship and the gold medal.
- Hij geniet van zijn verdiende kampioenschap en is trots op zijn prestatie.
- He is enjoying his well-deserved championship and is proud of his achievement.