kaakslag
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From kaak (“(facial) cheek, jaw”) + slag (“hit”).
Pronunciation
[edit]Audio: (file) - Hyphenation: kaak‧slag
Noun
[edit]kaakslag m (plural kaakslagen, diminutive kaakslagje n)
- (literally) a smack on the jaw, blow in the face
- Een kaakslag met de handschoen gold als symbolische uitdaging tot een duel
- A blow in the face with a glove was considered a challenge to duel
- Een kaakslag met de handschoen gold als symbolische uitdaging tot een duel
- (figuratively) a hurtful, gross insult, symbolic abuse in word or deed
- Verbale kaakslagen doen vaak beide wangen blozen
- Verbal insults often cause both cheeks to blush
- Verbale kaakslagen doen vaak beide wangen blozen