jazeker
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Univerbation of ja (“yes”) + zeker (“certainly”).
Pronunciation
[edit]Adverb
[edit]jazeker
- certainly, for sure
- 1990, Martin Bril, Dirk van Weelden, Piano & Gitaar, De Bezige Bij, →ISBN, page 59:
- 'Meneer Duyn, u bent lid van de Tweede Kamer?' 'Jazeker.'
- 'Mr. Duyn, are you a member of the House of Representatives?' 'Certainly.'
- 1995, Herman Brusselmans, De terugkeer van Bonanza:
- 'Ga nu weg.' 'Jazeker, meneer G.'
- 'Go away now' 'Certainly, Mr. G.'
- 2018, Brian McLaren, translated by Jaap Slingerland, De Grote Spirituele Shift, Uitgeverij Kok, →ISBN:
- Jazeker, het zal op een significante manier afwijken van het conventionele christendom, vooral in zijn moderne Anglo-Amerikaanse vorm.
- Certainly, it will significantly differ from the conventional Christianity, especially in its modern Anglo-American form.
References
[edit]- “jazeker” in Woordenlijst Nederlandse Taal – Officiële Spelling, Nederlandse Taalunie. [the official spelling word list for the Dutch language]